Integrale Mobiliteitsbenadering en capaciteit

Nederland is ook in 2050 internationaal goed verbonden met de voor Nederland belangrijke plekken in de wereld. Zowel Schiphol als de regionale luchthavens, spoor- en busverbindingen spelen daarin een rol. Deze verbondenheid draagt bij aan onze welvaart en ons welzijn. Het kabinet kiest voor een integrale mobiliteitsbenadering waarbij de capaciteit van het vervoersysteem optimaal wordt benut. Daarbij wordt voor luchtvaart aansluiting gezocht bij de gebiedsopgaven uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIRT) en de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Om ervoor te zorgen dat Nederland internationaal bereikbaar blijft zijn er investeringen nodig in de luchthavens en het wegen- en spoornet. Daarnaast wil het kabinet het internationaal vervoer over het spoor en de weg op korte afstanden aantrekkelijker maken als alternatief voor luchtvaart. Er wordt meer regie gevoerd op regionale luchthavens zodat ze meer aanvullend op elkaar benut worden. En door een herindeling kan het luchtruim efficiënter en duurzamer worden gebruikt voor commercieel en militair luchtverkeer, hulpdiensten en general aviation. De nieuwe indeling houdt ook rekening met de komst van drones

Vraag luchtvaart neemt toe

De wereldwijde impact van het COVID-19-virus op de luchtvaartsector is gigantisch. Om meer inzicht te krijgen in de effecten van de crisis heeft het ministerie van IenW de onderzoeksbureaus SEO en To70 gevraagd om hier onderzoek naar te doen. Op basis van de uitkomsten van de studie, en met inachtneming van de vele onzekerheden en de kennis van nu, schat het kabinet in dat de ingezette koers van sturing op publieke belangen – in plaats van capaciteit – robuust is. De studie laat zien hoe in diverse scenario’s een andere weging van de publieke belangen aan de orde zal zijn. Bij (geleidelijk) herstel naar het oude niveau van de luchtvaart blijft het onverminderd van belang om te sturen op grenswaarden voor veiligheid, leefomgeving en klimaat. Bij het uitblijven van herstel is blijvende inspanning vereist om de internationale verbondenheid van Nederland op peil te houden. Daarmee bieden de publieke belangen het kader waarbinnen het huidige en toekomstige kabinetten een politieke afweging kunnen over de interferenties tussen de publieke belangen en welke onderwerpen in de uitvoering prioriteit hebben.

Trein alternatief voor Europese vluchten

Luchtvaart is een van de beschikbare vervoersmiddelen om Nederland internationaal verbonden te houden, met name voor bestemmingen waarvoor geen goed alternatief is. Door alternatieve vervoersmiddelen voor de korte afstanden aantrekkelijker te maken, wil het Rijk ruimte maken voor langeafstandsvluchten op Schiphol. Die zijn waardevol voor de Nederlandse welvaart en het welzijn.

De Rijksoverheid wil internationale treinreizen op korte afstanden aantrekkelijker maken. Bijvoorbeeld door de overstaptijd op Schiphol te verkorten en de vindbaarheid van gecombineerde trein-vliegtickets te verbeteren. Zo ontstaat op Schiphol weer ruimte voor langeafstandsverkeer door de lucht. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft hiervoor samen met KLM, Schiphol, NS en ProRail een actieplan gepresenteerd. Dit moet treinreizen verbeteren naar: Berlijn, Brussel, Düsseldorf, Frankfurt, Londen, Parijs

Het Rijk wil, bovenop de 4 miljoen internationale spoorreizigers in 2019, vanaf 2025 2 miljoen extra reizigers per jaar vervoeren via het internationaal spoor. Bij een gemiddelde bezetting van 150 passagiers per vliegtuig, zijn dat ongeveer 13.000 korte afstandsvluchten minder. Dat is orde grootte zo’n 2,5% van alle vluchten op Schiphol. In de periode 2030-2050 kan dit, onder aanname van het realiseren van de ambities en verbeteringen uit het Toekomstbeeld OV en een goede samenwerking met betrokken partijen in binnen- en buitenland, oplopen tot jaarlijks 15 miljoen reizigers of meer. Dat zijn zo’n 100.000 korte afstandsvluchten minder. Dat is orde grootte zo’n 20% van het huidige aantal vluchten op Schiphol.

Onderzoek luchthaven in zee

Het kabinet doet geen verder onderzoek naar een luchthaven in zee. Het besluit om geen aanvullend onderzoek te starten, kan wat het kabinet betreft heroverwogen worden als:

  • het bedrijfsleven aantoont dat de luchtvaart tot en met 2050 kan groeien binnen de klimaatambities en die groei niet mogelijk is op Schiphol;
  • verbeteren van de gezondheid en de leefomgeving in de gebieden rondom Schiphol niet mogelijk zou zijn;
  • er draagvlak is bij een substantieel deel van de luchthavengebruikers voor een luchthaven in zee;
  • het bedrijfsleven een deel van de kosten van het onderzoek betaalt.

Samenwerking tussen luchthavens

De regionale luchthavens willen samen met Schiphol intensiever samenwerken en pleiten voor een systeembenadering. Het Rijk is daarvan voorstander en wil meer regie voeren op deze samenwerking en onderlinge kennisdeling.

De Rijksoverheid vindt dat regionale luchthavens (waarvoor IenW bevoegd gezag is) zich moeten ontwikkelen voor de regio’s waarin ze liggen. Dat is in lijn met de aanbevelingen uit de Proefcasus Eindhoven (Van Geel, 2019). De belangrijkste lusten en lasten van deze luchthavens liggen immers in de omliggende regio. Lelystad Airport vervult daarbij ook de rol van overloopluchthaven van Schiphol, zodat daar ruimte vrijkomt voor vluchten die het (inter)continentale netwerk versterken. Betrokkenheid van regionale overheden en andere belanghebbenden bij de ontwikkeling van de luchthavens is onmisbaar. Dat is ook reden dat de Rijksoverheid verwacht van de burgerluchthavens dat zij in voorbereiding op een nieuw luchthavenbesluit, met de belanghebbenden in hun regio de gewenste ontwikkeling verkennen. Ze moeten rekening houden met de ambities van de Rijksoverheid en de ruimte voor groei binnen het geldende luchthavenbesluit. Na deze regionale verkenning beslist de Rijksoverheid over de verdere ontwikkeling van de luchthavens.

Het Rijk kiest ervoor, om net als bij Schiphol, te sturen op grenswaarden voor veiligheid, leefomgeving en klimaat. Dit vermindert de geluidsbelasting en de milieudruk. Voor de luchthavens betekent dit een prikkel om groeiruimte te verdienen. Het gaat tijd kosten om de randvoorwaarden vanuit de vier nationale belangen uit te werken in nieuwe normen en indicatoren per burgerluchthaven. Hierbij zal het voortschrijdende inzicht stapsgewijs verwerkt worden in toekomstige wijzigingen van luchthavenbesluiten (met uitzondering van de al genomen besluiten Lelystad en LVB-1).

Nieuwe, efficiëntere indeling luchtruim

Door een nieuwe indeling van het luchtruim neemt de capaciteit de komende jaren toe. Ook zorgt de nieuwe indeling voor minder geluidshinder. Vliegtuigen kunnen sneller hoger vliegen en in glijvlucht stiller dalen. Kortere, efficiënte routes zorgen voor minder uitstoot van CO2 en (ultra)fijnstof.

Lees verder over de herziening van het luchtruim.

 

Cookie-instellingen